brexit

Voor mij was het niets nieuws, die Brexit. Ik maakte al in mijn jeugd drie brexits mee. En ook nog een zexit.

Het verdriet van Europa is nog vers. En natuurlijk zal het slijten, zoals ieder verdriet, maar helemaal weggaan zal het niet.

De media hebben met name oog voor wat het ons gaat kosten, of onze veiligheid in gevaar komt en of er meer schapen zullen volgen, nu het Verenigd Koninkrijk de dam heeft gevonden. Maar de echte pijn zit in het gevoel dat ze dus niet meer van ons houden. Of in ieder geval niet genoeg om bij ons te willen blijven.

En we hadden het zo fijn samen!

Goed, zij haalden hun neus op voor die euro en dat voelde al een beetje onprettig, maar dat begrepen we nog wel. Wij moesten ook behoorlijk wennen aan dat nieuwe geld. In een oude tas vond ik gisteren een blauw tientje van vóór 2003 en dat vind ik nog steeds mooier dan het rode geval waarmee ik nu mijn pizza betaal. Maar ondertussen konden we het geweldig met elkaar vinden, de Britten en wij. Wij lachten om die ’typisch Britse humor’ van ze, meestal, en zij gaven ons complimenten als we ze weer eens in onberispelijk Engels de weg naar the Anne Frank House wezen. Als je Cameron in Brussel naast Rutte zag staan, had je het idee dat hij er graag was en dat hij en zijn landgenoten zich thuis voelden bij ons. So far so good.

Mooi niet dus.

Ze willen weg en ze gaan het doen ook. Wij blijven achter met het gevoel dat we zo graag leuk en interessant en groot genoeg wilden zijn, maar het blijkbaar toch niet waren. En zelfs als David of Boris of wie dan ook nog heel vaak langskomen en met ons praten en vriendelijk tegen ons zijn, zal het gevoel blijven schrijnen dat het ons niet gelukt is te zijn wie we hadden moeten zijn.

Met een huis vol broers en een zus, allemaal ouder dan ik, kon bij ons thuis de eerste brexit natuurlijk niet lang uitblijven. Maar mij had niemand iets verteld. Ik begreep er dan ook niets van. Hoe kon een onbekende stad vol met stinkende studenten (ik was er geweest, in die kamer, in dat huis, ik wist wat ik me erbij moest voorstellen) opwegen tegen ons geregelde huishouden, waar je alles kon vinden omdat het altijd op dezelfde plaats lag en waar je overal op kon rekenen, omdat het altijd op hetzelfde tijdstip gebeurde? Hij was veel ouder dan ik, maar ondanks alles had ik het idee dat hij zich thuisvoelde bij ons, bij mij.

Niet meer dus.

Hij wilde weg en hij ging het doen ook. Na hem ook de anderen. En iedere keer als ze weer eens thuiskwamen, werd het gevoel sterker dat het mij niet gelukt was te zijn wie ik had moeten zijn.