om de hal te zien

Ik ging naar Rotterdam om de hal te zien.

Ik was zo’n beetje de laatste Nederlander die ‘m nog niet met eigen ogen had aanschouwd, de Markthal. Yesterday’s news. Maar we moesten er toch echt een keer naar toe, vond iedereen. En zij ook. Vooruit. Dan maar vandaag.

Naast het veelbesproken gebouw stonden we stil voor het stoplicht. Ik keek opzij en werd er niet vrolijk van. Dat zegt niets, want als het regent, is ook de Dom van Florence maar een sombere kolos. (Chrysler Building niet, maar dat is een ander verhaal.) Het kleurrijke plafond van de Markthal had ik in de media natuurlijk al talloze keren voorbij zien komen. Nu ik tussen de regendruppels door naar het strenge, loodgrijze gebouw keek, vroeg ik me af waarom dat levensmiddelendéfilé eigenlijk niet aan de buitenkant kon worden voortgezet. Ik hoorde toekomstige Rotterdamse ruimtetoeristen al vol trots zeggen dat je zelfs vanuit de Space Shuttle de Markthal ken zien leggen. Misschien was de projectontwikkelaar bang dat er met zo’n spectaculair buitenbeeld niemand meer belangstelling zou hebben voor de handelswaar die binnen aan de man gebracht moet worden. Of de Welstandscommissie vindt zelfs in de Maasstad niet álles mooi, dat kan ook.

Eenmaal binnen draait alles om eten en drinken. In alle denkbare verschijningsvormen, want toen ik onder het gebouw uit de auto stapte, stond ik bijna in een indrukwekkende plas versgeproduceerd braaksel. Mocht iemand iets bijzonders willen maken van het plafond van de parkeergarage, de ideeën lagen hier voor het oprapen.

In het trappenhuis had nog iemand een moedige poging gedaan ons iets mee te geven van de historie van de Maasstad. Helaas, we hadden nu even geen tijd voor vitrines met roestige voorwerpen en teksten over bombardementen – we moesten naar boven, we hadden honger!

IMG_8869

Rotterdam is de meest multiculturele stad van ons land, beweert (een deel van) Rotterdam zelf altijd heel groos. De Markthal is op het eerste gezicht dan ook een bonte verzameling van smaken, geuren, kleuren en culinaire culturen. Ik wandelde langs de meest buitenissige etenswaren, langs kruiden, noten en drankjes en langs ingrediënten waarvan ik geen idee had wat je ermee zou kunnen doen. Maar ik ben dan ook geen expert als het aankomt op eten, laat staan koken. Gelukkig ligt alles er wel keurig, overzichtelijk, opgeruimd en hygiënisch bij. Dat exotische gedoe is mooi, maar het moet wel leuk blijven. Het winkelend publiek was op deze druilerige zondagmiddag allesbehalve multicultureel. De ruime gangpaden en roestvrijstalen terrasjes waren het domein van buikige bejaarden, keurige gezinnetjes (altijd weer een jongen en een meisje, hoe krijgen ze dat toch voor elkaar?) en verveeld kijkende stelletjes voor wie het te hard regende op de braderie. Wat je aan vreemde talen hoorde was overwegend Engels, gesproken door toeristen die blijkbaar in de New York Times of de Guardian hadden gelezen hoe cool Rotterdam is.

In een hoek van de Markthal zong een vrouw, begeleid door mannen die op een gitaar en een staande bas speelden. De haren te zwart voor hun gegroefde gelaat, de kleren te uitbundig voor het sfeerloze licht. Ik dacht aan Martinus Nijhoff en aan een thermoskan met thee.

en wat zij zong hoorde ik eerder al online en in de auto.

O, dacht ik, o, dat daar mijn moeder stond.

Haidem die jaidem, zong zij, we gaan aan tafel.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *