Mannen die, zoals ik, tussen 1950 en 1990 in deze contreien geboren zijn, hebben het niet makkelijk. Voor een oorlogstrauma hebben we ons te laat gemeld en ook de karige jaren vijftig hebben we niet of nauwelijks meegemaakt. We kregen een paar verloren WK-finales voor onze kiezen en de tent waarin we als kind op vakantie sliepen had geen airco, dat was het wel zo’n beetje. Kortom: een ernstig tekort aan tegenslag en ongemak van betekenis. Zoals iedereen weet, leidt dat onvermijdelijk tot slappe karakters en weke ruggengraten. Het is geen sinecure om dan toch nog iets van het leven te maken. Geldt dat dan alleen voor de mánnen van mijn leeftijd? Ja. Vrouwen hebben nu eenmaal van nature zo nu en dan de wind even tegen. Nogal logisch dat je dan relatief sterk en standvastig in het leven komt te staan.
Ondertussen beginnen de gevolgen van ons ongezond zorgeloze bestaan zo langzamerhand zichtbaar te worden. Materieel hebben we het aardig voor elkaar, maar moreel begint het om ons heen te piepen en te kraken. Door de ontwikkelingen op ons continent, in onze atmosfeer en in onze stembus hebben we eigenlijk pas de laatste twee, drie jaar een paar concrete redenen om ons zorgen te maken. Rijkelijk laat natuurlijk, want de jaren des onderscheids zijn we ruimschoots gepasseerd. We kunnen onze zorgen laten horen, maar omdat het leven ons ongewild niet royaal bedeeld heeft met vormende ervaringen, komen we daarbij niet veel verder dan het internet. Hooguit gaan we op een mooie zaterdagmiddag even op een doodlopend stuk snelweg zitten en zodra het bevoegd gezag ons sommeert om naar huis te gaan, staan we op en doen we wat er van ons verlangd wordt. Bij die gelegenheid trof ik trouwens veel mensen van ná 1990 en die waren opvallend -en misplaatst- complimenteus voor mijn activisme. Ze zeiden dat het hen hoop gaf, dat ik lef had en dat ze trots op me waren. Een opmerkelijke combinatie van woorden, vond ik toen al.
Dat online gemijmer en gemopper is een vorm van bezorgdheid die je lang kunt volhouden, maar waar je weinig mee bereikt. Desondanks vindt de PTT (die heet vast anders tegenwoordig, iets met NL vermoed ik) het een bewonderenswaardige vorm van engagement. Sinds kort complimenteren ze ons er zelfs mee. Vanochtend lag er weer zo’n envelop op de deurmat waarop de dienstdoende postbeambte als aanmoediging voor mijn maatschappelijke betrokkenheid een stevig stempel over de postzegel had gedrukt: Duurzaam bezorgd.