scheursel

In het kader van de weemoed die ons (mij toch in ieder geval) deze week in zijn greep heeft, scheurde ik vanochtend weer eens ouderwets een stukje uit de krant. De column van Stijn Fens.

Vroeger deed ik dat wel vaker. Niet om het stukje te bewaren of in te plakken, maar om het aan mijn vader te geven. Fens schrijft in Trouw namelijk meestal over de katholieke kerk en zijn katholieke jeugd en aangezien mijn vader een katholieke jeugd had en over de katholieke kerk regelmatig een mening had, dacht ik hem daar een plezier mee te doen. Nooit van hem gehoord of dat inderdaad zo was, maar laten we het daar een andere keer over hebben.

Fens heeft het deze week -zoals bijna iedereen- over Wim de Bie. Meneer Fens schrijft dat hij dinsdag in de trein toevallig tegenover een man kwam te zitten die sprekend leek op O. den Beste, oud-leraar Duits die zich lang geleden op ongeëvenaarde wijze boos maakte over het obscene jaargetijde waarin we inmiddels weer verzeild zijn geraakt.

Toen ik op de achterkant van het scheursel keek, bleek daar ook nog eens een stukje over mijn favoriete vogel op te staan. Je hebt soms van die dagen. De hop! Misschien heb ik het al eens over ‘m gehad. Het is een vogel die ik als een lichtend voorbeeld beschouw. In tegenstelling tot mijzelf heeft de hop namelijk altijd een goed humeur. En ook veel gevoel voor humor. Vermoed ik.

Iemand zei deze week dat het met de polarisatie in ons land niet zo’n vaart zou lopen als Kees van Kooten en Wim de Bie nog wekelijks op televisie zouden zijn. Of dat waar is weet ik niet, maar misschien namen we onszelf dan wel iets minder serieus. Dat zou al helpen.