Vergeet de vluchtelingencrisis. De vergrijzing, dát is pas een groot maatschappelijk probleem. De vergrijzing in de popmuziek, wel te verstaan.
Nog niet zo lang geleden gingen popmuzikanten vroeg dood en dat hoorde ook zo. Buddy Holly, Otis Redding, Jimi Hendrix, Kurt Cobain, Brian Jones, Amy Winehouse; heel tragisch allemaal, maar it’s better to burn out than to fade away, nietwaar? Nou, daar denken inmiddels een paar generaties artiesten én hun fans heel anders over. Niemand kijkt er meer van op dat Bob Dylan zijn zevenendertigste album uitbrengt, dat Leonard Cohen op zijn eenentachtigste nog liedjes schrijft of dat The Rolling Stones hun volgende tournee voorbereiden. En de meest recente sterfgevallen in de popmuziek kwamen weliswaar onverwacht, maar niet omdat David Bowie en Glenn Frey nou zo piepjong waren.
Jan Donkers schreef onlangs een fijn boek over ouder wordende popsterren, muziekjournalisten en populaireplaatjesdraaiers. In Rock’n’roll Voorbij De Midlifecrisis stelt Donkers zichzelf en zijn muzikale helden de vraag of het niet eens tijd wordt om ermee op te houden, met ‘die lawaaimuziek’. Na uitvoerige verhandelingen over stramme ledematen en een uit het zicht verdwenen haargrens is zijn antwoord: nee. Want ondanks alles voelt hij nog steeds ‘een immens geluk’ bij het horen en zien van zijn favoriete bandjes, zangers en gitaristen. Ik moest denken aan Donkers toen ik deze week op een regenachtige avond Lucinda Williams het podium van Paradiso op zag schuifelen. Williams is een laatbloeier. Toen ze doorbrak met een album vol ongepolijste roots rock (Car Wheels On A Gravel Road, 1998), was ze al 45. Inmiddels nadert ze de pensioengerechtigde leeftijd en demonstreert ze ongewild dat onverstoorbaar doorgaan niet per se voor iedereen een goed idee is.
Aanvankelijk is er geen vuiltje aan de lucht. Haar begeleidingsband laat zich van zijn meest subtiele kant horen en het verstrijken van de jaren heeft de stem van de zangeres eigenlijk alleen maar goed gedaan. Een breekbaar liedje kan best een rafelrandje gebruiken. Omdat ze al die ingewikkelde teksten niet meer kan onthouden, heeft ze naast zich een grote multomap neergezet met daarin haar hele repertoire. Daar zouden we schamper over kunnen doen, maar zolang ze zo blijft klinken, hoor je ons niet klagen. Helaas besluit mevrouw Williams na een uurtje dat het tijd wordt voor een glaasje wijn. Die versnapering heeft een desastreus effect op het verloop van de avond. Terwijl haar begeleidingsband de nuances overboord zet en de volumeknop opendraait, verandert Lucinda langzaam maar zeker in je gekke ouwe tante die op verjaardagen met een schalkse knipoog haar glas laat bijvullen, nog een knoopje van haar toch al opmerkelijk luchtige blouse openmaakt, met geheven armen alle liedjes meezingt en voor je het weet staat te dansen met de overbuurman, die nooit wordt uitgenodigd maar er altijd is.
Het concert is al snel niet meer te harden, maar de vriend met wie ik gekomen ben is wat milder dan ik en vindt het bovendien zonde van het geld om ergens vóór het einde weg te gaan. Daar komt bij dat de sluipende gehoorbeschadiging die het onvermijdelijke gevolg is van het bijwonen van te veel popconcerten bij hem al in een wat verder stadium verkeert dan bij mij, zodat het ongezonde geluidsniveau zijn trommelvliezen nauwelijks meer hindert.
Na nog wat oorverdovende toegiften is het eindelijk echt voorbij en mogen we weg. Terwijl we richting uitgang lopen, klinkt over de speakers A Song For You van Gram Parsons. Balsem voor de ziel. Gram had misschien best wat ouder willen worden dan de 26 jaren die hem gegeven waren, maar of hij dit had willen meemaken?