Eigenlijk viel het nog wel mee. Er werd behoorlijk veel gelachen, vooral om en door de vier vriendinnen die zich als lama’s en Inca’s hadden vermomd en cerveza-met-tequila hadden meegebracht. Ik hield er nog even rekening mee dat het hele gezelschap wel eens gearresteerd zou kunnen worden voor het meebrengen van alocoholische dranken in gevaarlijk glaswerk. Maar nee. Knots-gek-ke situaties waarover je jaren later nog hi-la-ri-sche verhalen kunt vertellen doen zich nu eenmaal zelden voor wanneer je ze eerst zelf bedenkt. Er waren ook tranen, want dat kan niet anders en het hoort ook zo. Maar niet van mij.
Wanneer ik een dag later uit mijn emotionele bewusteloosheid ontwaak, vraag ik me af waarom ik bij zo’n afscheid niet in huilen uitbarst. Misschien omdat ik wil zien hoe alle anderen zich houden. Wat natuurlijk niet kan. Misschien omdat ik mijn zorgvuldig voorbereide laatste woorden -die natuurlijk positief en indrukwekkend en inspirerend zijn en als ze er jaren later aan terugdenkt zonder twijfel het mooiste dat er die héle ochtend gezegd is- niet wil vergeten. Wat natuurlijk toch gebeurt.
Nee.
Ik laat de waterlanders aan anderen over omdat ik mijzelf het minst vertrouw van iedereen daar in die vertrekhal. Omdat ik het meest van iedereen vind dat ze gewoon thuis moet blijven. Maar het gaat nu even niet om mij. Bovendien had ik dat dan maar eerder moeten bedenken.