als het begint te regenen

Een bruin t-shirt en een ruim vallende spijkerbroek onttrokken zijn truckerspostuur grotendeels aan het oog. Hij zat op een eenvoudige houten stoel. Had die in een willekeurig café gestaan, dan zou de man die erop zat geen mens zijn opgevallen. Maar de stoel stond op het podium van het oude Tivoli, aan de Oudegracht in Utrecht. En de spot belichtte niet alleen zijn dunner wordende haar en het blikje bier naast hem op de grond, maar ook een paar uitzinnige, blauwe snakeskin boots. Nu, bijna drieëntwintig jaar later, zie ik ze nog voor me; ik heb er die avond ruim een uur lang met mijn neus bovenop gestaan.

Het was 8 november 1994 en Jimmy was een man met een missie. Hij was naar Utrecht gekomen om ons met behulp van een gitaar en een stem uit duizenden mee te voeren naar peilloze diepten. Samen met Randy, die naast hem met een akoestische bas al even onopvallend zat te wezen, pakte hij ons zachtjes bij onze mentale lurven en die waren weker dan we wisten. Een onnavolgbare inleiding in de kunst van het treuren.

In de jaren die volgden trok Jimmy er ook wel eens op uit om lol te maken. Hij nam dan een band mee en speelde rock-‘n-roll. Dat hield ik meestal niet lang vol. Hij was bepaald niet de beste vertolker van dat genre, maar het was vooral een miskenning van zijn opdracht hier op aarde. Waarom zou je mensen laten lachen als je ze ook kunt laten huilen?

Tivoli is al een paar jaar dicht en sinds eergisteren is ook Jimmy er niet meer. Aan de Nederlandse media, zelfs de sociale, is zijn dood vooralsnog grotendeels voorbijgegaan. Er zijn immers véél belangrijker zaken om je tijd aan te besteden dan een treurig stemmende liedjeszanger uit Texas. Doorlopen mensen, er moet gelachen worden!

Dag Jimmy, ik zal nog eens aan je denken als het begint te regenen.