visie

Op de eerste zondagavond van het jaar rijd ik van Brussel naar Nederland. De regen komt met bakken naar beneden en op een Belgische snelweg verandert je auto dan al snel in een catamaran. Al zullen zeilers dat wel een stompzinnige vergelijking vinden.

De eerste weken van januari zijn niet de meest opwekkende periode van het jaar. ’s Avonds laat is het op de eentonige E19 dan ook oppassen geblazen. Somberman staat bij iedere oprit te liften op de vluchtstrook. Om te beginnen voorzichtig met de muziek. John Gorka en Mary-Chapin Carpenter slaan we even over, Springsteen kan net, maar dan niet te zorgvuldig naar de teksten luisteren. Gedachten een beetje in bedwang houden, geen al te grondige analyses van de samenleving graag. In een onbewaakt ogenblik denk ik toch aan Mark Rutte. Niet doen… te laat. Daar heb je het gelazer al. De hele Craeybeckxtunnel lang zit de premier op de motorkap te schateren.

Van de trotse Europese hoofdstad naar de trotse voorzitter van Europa. Hoewel. Brussel is sinds half november een bangige metropool en in Nederland doet iedereen zijn best er zo weinig mogelijk ruchtbaarheid aan te geven, aan dat voorzitterschap. “Europa heeft nu geen enkele behoefte aan grote visies,” heeft onze minister-president in november gezegd, vooruitblikkend op het halfjaar waarin ons land het voor het zeggen heeft. Ik vond in die uitspraak het woord ‘nu’ intrigerend. Bedoelde hij dat er een tijd geweest is waarin Europa er wél behoefte aan had en is het werelddeel nu af? Of zijn we nog niet zo ver en moet de tijd van de grote visies nog komen? Wat het ook is, Rutte heeft niet zo’n zin in die voorzittershamer. Eerlijk gezegd begrijp ik dat wel. Ik vind het ook ongemakkelijk als mensen er eens goed voor gaan zitten omdat ze van je verwachten dat je iets zinnigs te melden hebt.

Lang  geleden liep ik stage bij een reclamebureau in Den Haag. Dat betekende dat ik regelmatig met de auto van de baas allerlei boodschappen moest doen, waarvan me steeds vaker het gevoel bekroop dat ze speciaal voor mij bedacht waren. Hou zo’n stagiair maar eens een hele dag bezig – onbegonnen werk. Een van mijn opdrachten bracht me bij een collega-bureau in de stad, waar ik een werktekening moest ophalen. De vriendelijke directeur vroeg me even binnen te komen en bood me een kop koffie aan. Ik liep mee naar de vergaderkamer en ging zitten. De glanzend witte tafel leek me nogal ruim bemeten voor een bedrijfje waar vier mensen werkten.

“Zo, dus jij bent het jonge talent!” riep de directeur me enthousiast toe. Geen idee waar hij dat op baseerde. Ik lachte maar wat en roerde in mijn koffie.

“En, vertel eens,” ging de reclameman verder, “Wat is jouw visie op de toekomst van het vak?”

“Visie? Man, ik héb helemaal geen visie. En al helemaal niet op het vak, wat dat ook mag zijn.”

Dat dacht ik, maar dat zei ik niet. Ik mompelde iets over haast en nog veel te doen en hoopte dat het aan mijn gezicht niet te zien was dat de koffie veel te heet was om in één keer naar binnen te gieten. Ik gaf hem een hand en probeerde zo rustig mogelijk naar buiten te lopen.

Ik denk dat Mark Rutte de komende zes maanden meer dan ooit ook mijn premier zal zijn.