afdingen

Het woord afdingen hoorde ik voor het eerst nadat mijn ouders in 1978 terugkeerden van een verblijf in Nieuw-Zeeland. Ze hadden daar de jongere broer van mijn moeder bezocht die met zijn vrouw in 1955 was geëmigreerd. In de sobere jaren vijftig was vliegen nog vrijwel onbetaalbaar en je moest er rekening mee houden dat de landverhuizing een min of meer definitief afscheid inhield. Voor mijn oom en tante liep het anders. Ze boerden goed en konden al in 1969 voor het eerst terugkeren naar het vaderland, waar ze ons vol trots hun inmiddels talrijke kinderschaar presenteerden. Het stichten van een groot gezin was een van de vele Brabants-katholieke gebruiken die ze hadden meegenomen naar de andere kant van de aardbol.

De reis van mijn ouders, in 1978, duurde zes weken. Ze kwamen thuis met veel verhalen, maar het vaakst en het meest enthousiast vertelde mijn vader over zijn prestaties in Singapore, waar ze een tussenstop hadden gemaakt en hij de kooplieden op de plaatselijke markt stevig de duimschroeven had aangedraaid. Tijdens zijn zoektocht naar zijden kamerjassen, houten draken, gelakte waaiers en andere waardevolle memorabilia kreeg hij eindelijk de gelegenheid om de belangrijkste van alle in Nederlands-Indië verworven vaardigheden dertig jaar na dato weer eens in praktijk te brengen.

Afdingen.

Terug in Nederland, waar alle prijzen door de overheid worden vastgesteld en het bij wet verboden is daaraan te tornen, deed hij uitgebreid uit de doeken welke technieken er zoal bij komen kijken, bij dat afdingen.

Ongeïnteresseerd slenteren.

Misprijzend kijken.

Hoofdschudden.

Spottend lachen.

Wegwerpgebaar maken.

Schouders ophalen.

Weglopen.

De successen waren vanzelfsprekend aanzienlijk. Het was een vermoeiende reis geweest, maar het verblijf in Singapore had de batterij weer helemaal opgeladen. Het afdingen had bovendien zoveel financieel voordeel opgeleverd dat de complete reissom welbeschouwd in twee dagen tijd was terugverdiend. Het afdingen zal ook mij ongetwijfeld in het bloed zitten, maar de omstandigheden waarin ik opgroeide waren niet ideaal om de fijne kneepjes van het vak tot bloei te laten komen. Het ging te goed. De noodzaak ontbrak om bij iedere aanschaf het onderste uit de kan te halen. En zo werd ik al snel een makkelijke prooi voor gewetenloze woekeraars en snode snelverdieners. Tot mijn opluchting stelde ik vorige week vast dat het genetisch materiaal nog intact is en hooguit een generatie heeft overgeslagen. De dochter in Peru blijkt het sjacheren, pingelen en uitknijpen als geen ander te beheersen. Voor de meest onnozele aankopen trekt ze alle registers open om een paar soles voordeel in de wacht te slepen. Haar diep verontwaardigde reactie nadat een eerzame marktkoopman zijn vraagprijs bekend heeft gemaakt, is goud waard. En een flinke korting natuurlijk. Wanneer een oud vrouwtje het durft om voor een rugzakregenhoes -die ze hard nodig heeft, want het begint te plenzen- twee soles (zestig cent!) te veel te vragen, draait de dochter zich met een geïrriteerde blik om en loopt weg. Om meteen daarna het plastic hoesje alsnog voor de gewenste prijs te kunnen kopen.

Als verwende, welvarende toerist wend je beschaamd het hoofd af bij zoveel zuinigheid. Maar haar grootvader zal er ongetwijfeld trots op zijn.
DSC_4906

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *