Ik reisde naar Londen af voor Musicaltherapie. Mede omdat we al op de luchthaven her en der zingende en dansende collega’s van de Dochter tegen het naar voetlicht en applaus hunkerende lijf lopen, heeft het Bill van Dijkgevoel me volledig in zijn greep tegen de tijd dat we op Trafalgar Square voor de National Gallery langs wandelen. We gaan niet naar binnen.
Een dag later bungelen mijn benen enigszins in verwarring over de rand van het krap bemeten hotelbed.
Musical is niet meer wat het geweest is.
Gisteravond namen we plaats in het verrukkelijk versleten Noel Coward Theatre voor Girl From The North Country. Op het podium ontrolde zich een Depressief zootje ongeregeld dat te pas en te onpas moeilijke Dylanliedjes inzette. Vroeger, bij Mamma Mia en zo, paste zo’n tekst dan keurig in het verhaal, maar dat moesten we nu zelf allemaal maar een plaats geven. Daar zat ik met mijn geföhnde haar toch wat onwennig naar te kijken en luisteren.
Vanochtend wees de Dochter me op een filmpje van een optreden dat plaatsvond toen het in het Witte Huis nog gezellig was, in 2009. Een man met een losgewrongen stropdas rapt zich door een zelfbedacht versje, dat gaat over een andere man van wie ik de naam nooit had kunnen onthouden als het niet óók de titel van een musical was die vandaag de dag volle zalen trekt, om het voorzichtig uit te drukken. De rapper heet Lin-Manuel Miranda en die naam stelt me even gerust, maar hij rapt dus wel. Terwijl ik dacht dat ik naar musical ging kijken. Het hiphopnummertje van die avond in Washington is uitgegroeid tot Hamilton. Waar niemand meer kaarten voor kan krijgen, maar wij dus wel. En wat volgens mij dus helemaal geen musical is. Mooie boel.
Over Dylan lees je hier meer
Het filmpje van die rapper zie je hier
Update.
De dag erna.
Hamilton is de Sixtijnse Kapel van het musicalgenre. Die vergelijking gaat mank, zegt u? Dat is waar; ik vond de Sixtijnse Kapel in het echt wat tegenvallen.