zachte krachten

Even voor tienen wordt het stil in de kloosterkerk. We horen de zusters kanunnikessen, terwijl ze langzaam komen aanlopen door de gang.  Ze ’trekken op naar de kerk’, heet het in het boekje dat we bij binnenkomst hebben gekregen. Dat klinkt angstaanjagender dan het is. Ze zingen.

Dauwt, hemelen, van bovengij wolken, beregene de rechtvaardigen: opdat de aarde zich zal openen en de Heiland er uit zal ontspruiten. Maar dan in het Latijn.

Vijf nonnen wonen er nog, in het immense klooster. Op het rustieke begraafplaatsje in de kloostertuin, is het tegenwoordig drukker dan in de refter. Een halve eeuw geleden, toen het klooster gloednieuw was, leefden hier meer dan vijftig vrouwen. Tijdens de eerste kerstnacht in het klooster, moet het effect van de naderende nonnen vele malen groter zijn geweest. Een leger van engelen dat Onze Lieve Heer rechtstreeks uit de hemel op je afstuurde. Als je dat hoorde, nam je geen enkel risico en liet je de zondige gedachten wel uit je hoofd. Denk ik.

In de banken om me heen zitten mensen zoals ik ze in veertig jaar niet heb gezien. Vrouwen met korte, vroeggrijze kapsels, mannen met breedgeknoopte stropdassen. De gezangen en gebeden komen tergend langzaam voorbij. Uren in een kerkbank zijn nog altijd de enige die niet veel te snel voorbij gaan.

Eindelijk; het Onze Vader. We zijn op driekwart, het eind is in zicht. Ik verbaas me er weer over dat je over die paar regels zó lang kunt doen. Dat was bij ons thuis aan tafel wel anders. Ik probeer het even, binnensmonds, en constateer tevreden dat ik het nog steeds in acht seconden kan, het hele gebed. Zonder een lettergreep over te slaan. Maar ook zonder die zonderlinge extra regels aan het eind. Want van U is het Koninkrijk en de macht en de heerlijkheid…? Wie heeft dat bedacht? Zo hoort het Onze Vader niet te eindigen. De laatste regel luidt: Maar verlos ons van het kwade amen. 

Tijd voor de apotheose. Hoe koud je het aan het eind van de nachtmis ook hebt (daar is vanavond geen sprake van) en hoeveel trek je ook hebt in de worstenbroodjes die thuis al in de oven liggen (daar is vanavond wél sprake van), voor het luidkeels meegalmen van een paar evergreens blijven we met plezier nog even na. De meeste kerstliedjes zijn al honderden jaren oud, maar de melodieën zijn onverwoestbaar. Gloria In Excelsis Deo is van Adele-niveau, qua hitpotentie. Helaas staat het vanavond niet op het programma. Wij moeten het doen met Nu Zijt Wellekome en dan ook nog in een stapvoetse versie waarbij je het gevoel krijgt dat er inderdaad geen herberg meer open zal zijn tegen de tijd dat we hier een keer weg kunnen. Voor plezier en uitbundigheid moet je hier niet zijn, dat is duidelijk. Plechtig, dat is wat het is.

In het klooster zijn de nonnen de baas, maar de katholieke kerk zelf is nog niet zo ver. Dus wordt de Mis opgedragen door een man. Zijn preek, die hier homilie heet, gaat over het jaar dat achter ons ligt. (U weet wel, het jaar waarin ons land, dat het toch al zo moeilijk heeft, ook nog eens Vluchtelingen moest gaan opvangen – de Plagen van Egypte waren een eitje vergeleken bij de rampspoed die ons volk teistert.) “De zachte krachten zullen overwinnen,” klinkt het met grote stelligheid vanaf het altaar. De nonnen knikken instemmend. Een week of wat geleden sprak een vrouw in Duitsland soortgelijke woorden. Haar intentie was min of meer dezelfde, maar haar toespraak was een stuk beter geschreven.

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *