De traditionele kerstviering op mijn middelbare school liep ten einde. In de walm van kaarsen en dennentakken hadden we ons dapper door de kerstliederen en moeizaam rijmende gedichten (“…en ze heeft het zélf geschreven!”) heen geslagen. Het zat er bijna op, de vakantie riep. Het wachten was alleen nog op de onvermijdelijke uitsmijter van dit sfeervolle samenzijn, dat het vertrouwen in de vaak verguisde jeugd in de ogen van de aanwezige docenten ongetwijfeld weer had hersteld.
Het was 19 december 1980 en dus konden we niet naar huis voordat we hadden geprobeerd ons voor te stellen hoe de wereld eruit zou zien zonder hemel, zonder hel, zonder landen, bezittingen en religie. John Lennon was net elf dagen dood en slaagde er –niet voor het eerst trouwens– moeiteloos in om de donder te stelen van de lappenpop die middenin de kantine in een door de tekenleraar expres krakkemikkig getimmerde kribbe lag, subtiel uitgelicht door een gedimd spotje aan het plafond.
Ik was zeventien, toen. De dochter is zestien, nu. Tijdens de traditionele kerstviering op haar middelbare school begeleidt ze op de piano een klasgenoot, die zich probeert voor te stellen hoe het zou zijn zonder hemel, zonder hel, zonder landen, bezittingen en religie. John Lennon is in deze decembermaand net zo onvermijdelijk als 35 jaar geleden, maar dit keer heeft hij er zelf part noch deel aan. Stel je voor dat er geen hemel is, dan merkt hij er niets van, dat iedereen het weer over hém heeft en bijna niemand over Jezus.
Ik probeerde me ook even voor te stellen dat er geen landen zijn. Dat viel niet mee. Want hoe moet dat dan met die vlaggenfilters op Facebook, als er weer eens iets gebeurt? Wordt aan gewerkt, mag ik hopen.