apus apus

Sinds een paar weken krijg ik regelmatig een e-mail van Adri de Groot uit Benthuizen. Die berichten stuurt hij niet ongevraagd, ik heb mij bij mijn volle verstand opgegeven als e-mailabonnee op zijn vogeldagboek. Hoewel hij zich naar eigen zeggen nooit ver van huis begeeft, krijgt Adri elke paar dagen een vogel voor de lens van zijn camera die ik nog nooit heb gezien. Sterker nog: in veel gevallen heb ik er zelfs nog nooit van gehoord. Van de vliegbeesten die hij waarneemt, maakt hij van tijd tot tijd fraaie foto’s. En haarscherp, zelfs wanneer het gevogelte in kwestie met duizelingwekkende vaart door het zwerk scheert. Zulke foto’s zijn op zichzelf al meer dan genoeg om mijn bewondering te oogsten. Ik doe zelf ook wel eens een poging een vogel vast te leggen, maar dat levert zelden meer op dan een impressionistisch werkje dat wel snelheid suggereert, maar waarop alleen met veel moeite een levend wezen te herkennen is.

Hoewel, ik heb een keer een heel behoorlijke buizerd gefotografeerd.

P1060088_3

Maar dat terzijde.

Wat ik vooral verbluffend vind, is dat Adri al die vogels schijnbaar moeiteloos bij naam weet te noemen. Ik kan zelf een koolmees van een pimpelmees onderscheiden en ik zie het verschil tussen een reiger en een ooievaar, maar bij rotganzen, rietganzen, kolganzen en brandganzen wordt het me al snel te veel. De vogelaar uit Benthuizen weet alles wat rondfladdert feilloos te rubriceren. Blauwborst en beflijster, kleine zwaan en ortolaan, braamsluiper en boomkruiper, steltkluut en roodhalsfuut. Als hij het niet onomstotelijk zou bewijzen met het ene na het andere prachtige portret, zou je nog gaan denken dat hij de soorten verzint waar je bij staat.

Een jaar of zes geleden werd ik op mijn werkkamer op zolder gestoord door vogels die met het nodige lawaai van onder naar boven langs mijn raam flitsten en met ware doodsverachting tegen de onderkant van de overstekende dakrand aanvlogen. Enig onderzoek leerde dat het hier ging om de apus apus, beter bekend als de gierzwaluw. Het beestje komt ieder voorjaar vanuit Afrika naar Nederland om nog in de zomer met het in allerijl grootgebrachte nageslacht weer naar het zuiden te vertrekken. De meeste gierzwaluwen arriveren in de laatste week van april en is het eenmaal half mei, dan is het ‘gieren’ (een bescheiden gekrijs tijdens de razendsnel uitgevoerde duikvluchten) al zo gewoon geworden dat het je nauwelijks meer opvalt.

Het is inmiddels 30 april en ik heb nog geen apus apus gezien of gehoord. Er zal ze toch niets overkomen zijn? Dat is het enige nadeel van die Vogeldagboeken; je steekt er heel wat van op, maar voor je het weet ga je lopen tobben. Wie leefheeft maakt zich onherroepelijk zorgen en dat is aan Adri te merken ook. Lees je de bijschriften bij zijn foto’s, dan wordt al snel duidelijk dat we ons geen illusies hoeven maken over de toekomst van onze natuur. Ik zie een mooie patrijs, Adri schrijft eronder dat de leefomgeving verloedert. Ik denk te genieten van een sappig groen weiland, Adri meent me te moeten waarschuwen voor raaigras, dat het bodemleven verstikt en waar geen vogel op wil landen.

Ik kijk verlangend naar buiten en speur de blauwe hemel af, op zoek naar een gierzwaluw. Kom op nou. Ik heb behoefte aan goed vogelnieuws. Zeker sinds gisteren. Het kuiken van de Turkse tortels die onder mijn balkon nestelden, is namelijk hoogstwaarschijnlijk het slachtoffer geworden van mijn digitale verslaving. Het leek me wel aardig om de dochters via WhatsApp nog even een foto te sturen van het behoorlijk uit de kluiten gewassen duifje. Ik stak mijn iPhone tussen de blaadjes van de klimhortensia door, maar de quasi-duif stelde die belangstelling niet op prijs. Aansteller. Met veel gekoer en geklapwiek koos het beestje het luchtruim en landde na wat onvast gefladder aan de overkant van de straat op een smal stenen vensterbankje. Om niet nog meer aandacht te trekken van kauwen, eksters, katten en andere vogelliefhebbers in de buurt, ben ik zo onopvallend mogelijk weer naar binnen gegaan en heb de balkondeur zachtjes dichtgedaan. Het kleine duifje heb ik sindsdien niet meer gezien. Zijn ouders wel. Die lopen zo nu en dan even over het balkonhek en kijken me doordringend aan.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *